Mag ik naar Nieuw-Zeeland?
Ik was vijftien toen ik voor het eerst de ‘Lord of the Rings’-films zag. Ik was gefascineerd door de fantastische wereld van Tolkien, bevolkt door elven, dwergen en hobbits; maar vooral ook door de oogverblindende landschappen van Midden-Aarde, oftewel Nieuw-Zeeland. Vanaf dat moment wist ik: ooit moet ik daar heen. In 2020 was het eindelijk zover. Jasper en ik zetten onze carrières stop, verkochten ons huis en bemachtigden vliegtickets voor de grote reis: een half jaar te voet door Nieuw-Zeeland trekken. Wat er toen gebeurde weten we allemaal: Corona. We konden niet weg, maar wilden nog altijd onze droom waarmaken. Alles wat deze in de weg stond hielden we af: geen eigen huis, geen vaste baan, geen kat, geen kind… niets.
Nu, na twee jaar wereldwijde lockdowns, is de grens van Nieuw-Zeeland eindelijk weer open. Maar is onze droom, en de wereld, nog hetzelfde? De klimaatcrisis is inmiddels zo merkbaar dat niemand die meer kan ontkennen. Zelfs Nederland lijdt nu – net als vele zuidelijke landen voor haar – onder ongekende hittegolven, droogtes en bosbranden. Vliegverkeer is hier voor een groot deel voor verantwoordelijk; het woord ‘vliegschaamte’ grijpt om zich heen. En zijn wij nog hetzelfde? Jasper heeft inmiddels ervaren wat het is om dominee te zijn: een voorbeeld binnen de geloofsgemeenschap. We hebben ons bij ‘Christian Climate Action’ aangesloten: een groep die vanuit gedeeld geloof actievoert voor klimaatrechtvaardigheid. Kunnen wij nu nog letterlijk naar de andere kant van de wereld vliegen?
De vraag grijpt me aan: mag ik wel naar Nieuw-Zeeland? Aan de ene kant is het antwoord simpel: ja, dat mag. Geen wet houdt me nu nog tegen. Met een paar klikken koop ik een ticket, en dankzij ons visum lopen we zo naar binnen. Maar mag het van mezelf? Of moet ik zeggen: mag het van God? Is het niet, met een ouderwets woord, zondig? Met deze ene reis pomp ik 5000 kilo CO2 de lucht in: de helft van wat de gemiddelde Nederlander uitstoot in een heel jaar! En dit gemiddelde is al drie keer méér dan wat onze aarde aankan. ‘Maar in Nieuw-Zeeland gaan we een half jaar in een tentje wonen om 3000 kilometer te wandelen. Dat is toch veel milieuvriendelijker dan de gemiddelde levensstijl?’, denk ik hoopvol. Dat klopt: met wat rekenen kom ik uit op een besparing van zo’n 2000 kilo CO2. ‘En ik ben vegetariër, pleit dat me niet een beetje vrij?’ Nou, een heel klein beetje, want een retourtje Nieuw-Zeeland besparen door geen vlees te eten duurt maar liefst acht jaar!
‘Oké,’ houd ik mezelf voor, ‘maar dit is een ervaring die ik maar ééns in mijn leven meemaak! Misschien dat ik daarna nergens meer heen hoef.’ Maar is dat echt waar? Ik heb al vele vliegreizen gemaakt: met de Vrijburg-jongeren naar Cuba en Rusland; voor mijn werk naar Zuid-Afrika en Australië; onze huwelijksreis naar de Verenigde Staten. Is het maken van nóg zo’n grote reis niet simpelweg één van de zeven hoofdzonden: hebzucht? Hebzucht waarnaar? Naar reizen. Andere culturen leren kennen, de ongerepte wildernis in trekken, interessante mensen ontmoeten. Zal ik dat ooit op kunnen geven? Of ben ik als de kerkvader Augustinus, die in het jaar vierhonderd beleed: ‘Heer, maak mij kuis, maar nu nog niet’?
Mijn reden voor het maken van deze reis, is dat ik hoop dat het me aan het denken zet. Dat ik tijdens onze zware wandeldagen, en lange nachten onder de sterren, inzicht kan krijgen in wat écht belangrijk is, en waar ik zonder kan. Nu merk ik dat onze reis me al aan het denken heeft gezet voor ik zelfs in het vliegtuig ben gestapt. Kan ik mijn leven zo inrichten dat ik God kan liefhebben, en de wereld om me heen als mezelf? Kan ik zo leven dat ik onder de 3000 kilo CO2 per jaar blijf: onder die éne aarde die we hebben? Heer, maak mij kuis… maar nu nog niet.