Mijn Universum
Soms doe ik één oog dicht, om me eraan te herinneren dat ik de wereld maak. Ik zie dan geen diepte. De wereld om me heen lijkt een plat scherm dat zich helemaal om me heen gewikkeld heeft. Als ik mijn ene oog weer open doe en de andere dicht, verschuift het platte scherm een beetje. Als ik mijn beide ogen weer open, gebruiken mijn hersenen deze kleine verschuiving om een driedimensionaal beeld te vormen van mijn omgeving; de wereld is weer ‘normaal’.
En tegelijk wordt, door dit te weten, de wereld nooit meer normaal. Ik weet nu dat de vertrouwde omgeving die ik zie – de bomen in het park, de sneeuw op de paden, het silhouet van mijn geliefde – niet ‘echt’ is. Al deze afstanden en structuren worden berekend door middel van de twee platte beelden die mijn beide ogen opnemen. Ik zit gevangen achter deze twee schermen, gevangen achter mijn ogen. Nooit kan ik erachter vandaan komen, en nooit zal iemand me er komen opzoeken. In mijn gevangenis ben ik altijd alleen.
Zelfs mijn eigen lichaam wordt enkel aan mij getoond door deze twee platte schermen. Of het echt mijn lichaam is weet ik eigenlijk niet zeker. Ik denk het alleen, omdat dit het lichaam is dat ik het vaakst zie; de hoofdrolspeelster in de onontkoombare 3D-film van mijn leven. In werkelijkheid zijn er nog veel meer objecten op de schermen, waarvan ik sommige bijna net zo vaak zie. Neem het lichaam van mijn geliefde, de bomen in het park, de grauwe lucht. Is wat ik ben beperkt tot één van deze dingen, of is het de altijd veranderende combinatie ervan? Zijn de twee platte schermen mijn gevangenis, of ben ik deze schermen zelf?
De Soefi-mysticus Rumi zou gezegd hebben: “Voel je niet eenzaam, het hele Universum bevindt zich binnen in je”. Als iedereen in hele wereld zich bevindt in mijn gevangenis, dan is het toch iets minder erg om daar te zijn.