Vrije val
Toen ik klein was had ik een terugkerende nachtmerrie: Ik bevind me in een waterglijbaan, zo’n holle tunnel waardoor ik naar beneden glijd. Dan kom ik erachter dat de tunnelglijbaan het water in gaat. Ik zit vast in de buis! Terug naar boven klimmen gaat niet, want dan glijd ik weer naar beneden. Mijn enige optie is om te duiken en verder door de tunnel naar beneden te zwemmen, hopend op een uitgang. Maar ik weet niet hoe lang de buis onder water verder gaat en of ik met mijn ingehouden adem de uitgang wel haal.
Een afschuwelijke droom, waarna ik altijd opgelucht ademhaalde als ik weer wakker werd. Maar was ik wel echt bevrijd? De dodelijke tunnelglijbaan lijkt haast een grimmige metafoor voor het leven: je glijdt er onherroepelijk doorheen, en aan het einde leidt het je onder water. Daar stopt je adem en moet je kopje onder, zonder te weten waar je uitkomt en òf je ergens uitkomt. Deze duik van de dood zag ik als kind als de ultieme gedwongen overgave aan het onbekende.
Maar had ik hierin gelijk? Ik vrees de onbekende dood, maar wat weet ik eigenlijk over het leven? Spinoza, de filosoof die het hele Universum als God beschouwt, zegt: “De vrije mensch denkt aan niets minder dan aan den dood; zijn wijsheid bestaat niet in bepeinzing van den dood, maar van het leven.” Dat laatste is inderdaad hard nodig, want als je er echt over nadenkt weet niemand wat ons bestaan eigenlijk is, wie wij zijn en wat we hier doen. Is onze angst voor de dood geen geruststellende afleiding van onze angst voor het leven: de eindeloze vrije val door een tunnelglijbaan die allerlei wendingen neemt waar we geen grip op hebben, en waaruit we niet kunnen ontsnappen? Het leven is net zo onbekend als de dood. Spinoza zelf had alle illusie van controle over beide losgelaten, en in handen van het Universum gelegd. Misschien dat ze hem daarom “de filosoof van de blijdschap” noemen.